Stories

NEX

Met Alles wat beweegt schreef Susan Smit

SUSAN

een historische roman over Isadora Duncan.

SMIT

De danseres is haar inmiddels zeer dierbaar.

EN DE

Vanwege Isadora’s bevlogenheid en vrijheidsdrang,

TIJDLOZE

maar zeker ook vanwege haar liefde voor de natuur.

TIJD

Eigenschappen en gevoelens waarin Susan zich herkent.

Nex_stories_N27_coverstory_Susan_Smit_Yvette_Kulkens_02

Net als Susans eerdere roman Vloed speelt ook Alles wat beweegt zich grotendeels af tegen het decor van Noordwijk

Tekst: Lonneke Gillissen Fotografie: Yvette Kulkens Photography

Nex_stories_N27_coverstory_Susan_Smit_Yvette_Kulkens_03

Alweer haar negende roman schreef Susan Smit met Alles wat beweegt.

Onder die negen zijn vele bestsellers, zoals De heks van Limbricht, Tropenbruid en De eerste vrouw, over de liefde tussen de Amerikaanse zangeres Geraldine Farrar en de Nederlandse acteur Lou Tellegen. Bij het schrijven van deze laatste roman kwam het hoofdpersonage van Alles wat beweegt voor het eerst op Susans pad. Toen nog in een bijrol, maar ook toen al was Susan volledig gefascineerd, vertelt ze. ‘Ik ben zo’n idioot die over elke passant in een boek research doet. Ook over haar. Wat een leven, wat een vrouw, hoe autonoom en vernieuwend was ze in haar dans. Voor mij als schrijver echt een vrouw naar mijn hart.’ Die vrouw is de Amerikaanse danseres Isadora Duncan, pionier van de moderne dans. Geboren in 1877 in San Francisco was ze bovendien een fanatiek pleitbezorgster van vrouwenemancipatie en tegenstander van het huwelijk als instituut.

Een teken

Alleen, op dat moment al een roman schrijven over Isadora Duncan voelde nog te opportuun, vertelt Susan. ‘Er moet een duidelijke link met Nederland zijn voordat ik een verhaal kan schrijven. Ook moet ik het gevoel hebben dat ik als het ware word geroepen om dat verhaal te vertellen.’ Dat gebeurde toen Susan, die in Noordwijk werd geboren en opgroeide, met haar moeder naar de duinen liep. ‘We liepen langs Villa Maria en mijn moeder zei: “Daar, in dat huis, kreeg Isadora Duncan haar eerste kind.” Zo werd Isadora voor mij toegankelijk. Het voelde alsof ik de juiste persoon was om haar verhaal te vertellen, alsof ik een teken kreeg. Ik was niet meer te stoppen.’

Allereerst las Susan de autobiografieën van Isadora en haar geliefde, toneelregisseur Edward Gordon Craig. ‘Isadora is daarin heel open, maar autobiografieën zijn de minst betrouwbare bronnen. Daarna las ik de autobiografieën van de mensen om haar heen, zoals haar beste vriendin, (en) een interview met de verpleegster die hier in Villa Maria bij haar was en de brieven tussen haar en Edward. Die schenen allemaal een ander licht op de situatie. Zo ontstond er een soort mozaïek van vertellingen die net iets anders zijn. Ik had soms wel vijf versies van dezelfde gebeurtenis, maar als je dag in dag uit met iemand leeft door over haar te schrijven, wordt iemand je zo vertrouwd, dat je aanvoelt hoe het gegaan zou moeten zijn.’ Tegelijkertijd staat een personage altijd een stukje af van de echte persoon, vertelt Susan. ‘Ik leg – onbewust – ook veel van mijn persoonlijke geschiedenis, van mijn eigen persoonlijkheid in mijn personages.’

Ebben en vloeden

Daar komt nog bij, legt Susan uit, dat ze als schrijver het kader van de vertelling afbakent. ‘Ik vertel het verhaal dat ík wil vertellen, laat zaken weg, diep andere uit. Ook bepaal ik wanneer het begint en wanneer het stopt. En voor mij stopte het toen Isadora haar ontwikkeling in die liefdesgeschiedenis had afgerond. Daarmee was de cirkel voor mij rond.’ Die geschiedenis componeerde Susan in een bepaald ritme. ‘Een roman moet ademen, ebben en vloeden. Er zit een ritme in, waarbij je een halfjaar snel even kunt beschrijven, terwijl je een andere scène helemaal uitrekt. En waarbij je je personage kunt laten terugkijken op haar leven, bij Isadora haar tijd in Parijs, Berlijn en Boedapest. Zo kun je je licht laten schijnen op verschillende aspecten van een persoon. De innerlijke transformatie is daarbij heel belangrijk voor mij; een personage moet aan het begin van het boek in bepaalde opzichten helemaal anders zijn dan aan het eind. Van het peuteren in de psyche en zo de overtuigingen en aannames doorgronden, word ik heel gelukkig. Dan begrijp ik weer meer van de mens, van de liefde. Dat is ook waar fictie volgens mij voor bedoeld is: om het onbewuste in de mens over het voetlicht te brengen. Om dat wat schuurt, dat waar je niet trots op bent en waar we het nooit over hebben, naar boven te halen en de menselijkheid daarvan te laten zien. Dat geeft de lezer ook een bepaalde opluchting: ik ben niet de enige met mindere eigenschappen.’

'Door mijn zintuigelijke natuurbeschrijvingen loop je als lezer als het ware met Isadora mee, word je in dat moment van eenwording met de natuur geworpen'

Blote voeten

Ook zichzelf begrijpt Susan na het schrijven van Alles wat beweegt een stukje beter. ‘Ik besef weer wat meer waar het bij mij schuurt tussen autonoom willen zijn in de liefde en me toch ook willen uitleveren. Enerzijds zit er in mij een soort vrijheidsdrang, een drang naar ruimte en tijd voor mezelf, mijn eigen gedachten kunnen afmaken, kanten van mezelf ontwikkelen die in een relatie niet geadresseerd worden. Want hoe ouder ik word, hoe moeilijker ik het vind om al die kanten van mezelf in een hoekje te stoppen. Daarbij gedijt het schrijven ook bij veel tijd alleen zijn en hebben. Bij kunnen zoeken, rommelen, een soort tijdloze tijd. En als mijn kinderen bij hun vader zijn, ontstaat er een zee van ruimte en tijd, waarin ik me weer mijn oude zelf voel: de schrijfster van vóór de kinderen, die tot ’s nachts doorging, nog een ei had en dacht: oké: bak ik dat wel even. Een beetje het kluizenares-archetype. Gelukkig geeft mijn man Onno, met wie ik niet samenwoon, me in die periodes ook de ruimte. Als dat af en toe een plek heeft in mijn leven, voel ik een evenwicht met het moederen, het sociale en mijn relatie.’
Waarmee we bij het ‘anderzijds’ komen, het uitleveren. Susan legt uit: ‘Dat is toch dat romantische idee van samensmelting in een relatie – wat iedereen wel zal herkennen, want daar groeien we allemaal mee op. Isadora koos niet voor niets voor een getrouwde kunstenaar. Edward Gordon Craig was een losbandige man, maar wel een groot toneelvernieuwer, met ideeën waar hij heel gepassioneerd over was. En Isadora was een dansvernieuwer, volkomen uniek in hoe ze vond dat dans moest zijn, namelijk gebaseerd op de beweging van de natuur: omhoog en omlaag, vloeiend. Daarom danste ze ook op blote voeten en in luchtige gewaden. Zij herkenden elkaars vrije geest, vonden elkaar in dat onconventionele denken, hadden een deel heel erg met elkaar gemeen. Maar ook veel strijd op andere gebieden. Isadora koos heel duidelijk voor een man die niet helemaal toegankelijk was. Als mens hebben we allemaal tegenstrijdige kanten in onszelf en het is de kunst die naast elkaar te laten bestaan.’

Het nabije koesteren

Ook met Isadora gemeen heeft Susan de manier waarop ze zich verhoudt tot de natuur. In Alles wat beweegt specifiek de zee, het strand, de duinen rond Noordwijk. ‘Ik heb best een traag leven, ik ga niet zo snel. Ik hoef niet ver te reizen, ben niet zo’n avonturier of sporter. Ik houd van lezen, mediteren, wandelen in de natuur. Van het kleine, het nabije koesteren. Door mijn zintuigelijke natuurbeschrijvingen loop je als lezer als het ware met Isadora mee, word je in dat moment van eenwording met de natuur geworpen. Door ook hier weer het moment heel erg op te rekken, kunnen de ogen van de lezer worden geopend van wat er mogelijk is in de uitwisseling met de natuur. Als je zoals Isadora in de natuur je zintuigen de hoofdrol laat spelen, ben je als vanzelf ontvankelijk voor die subtiele uitwisseling.’
En dan is er nog de horizon die boven zee eindeloos ver is en waar Susan zo nu en dan eveneens behoefte aan heeft. ‘Turen naar een horizon geeft heel veel ruimte in je hoofd. Het zorgt dat je losser komt te staan van de tijdsgeest, de conventies. Dat je een bepaalde ruimtelijkheid in je geest krijgt. Dat is ook waarom Noordwijk altijd vrije geesten heeft aangetrokken, kunstenaars. Ik heb dat van me af kunnen kijken af en toe nodig. Ik kom ook nog geregeld in Noordwijk, bij mijn broer, mijn vader of moeder. Noordwijk staat echt voor mijn jeugd en het strand is daar onlosmakelijk mee verbonden, want mijn vader was badman op het strand voor Huis ter Duin. Daar waren we altijd en eeuwig te vinden. Dan fietsten we ’s ochtends om half zes naar het strand en was er nog geen mens. Het was helemaal stil en we waren samen met de elementen. Dan voelde ik: ik hoor hier thuis en ben onderdeel van al wat leeft.’
Nex_stories_N27_coverstory_Susan_Smit_Yvette_Kulkens_04

'Van het doorgronden van een personage word ik erg gelukkig. Dan begrijp ik weer meer van de mens, van de liefde, van mezelf'

Deel dit bericht op

Jouw ultieme gids bij een bezoek aan Noordwijk. Ontdek het laatste nieuws, de mooiste verborgen schatten en al het andere dat je moet weten tijdens jouw bezoek aan Noordwijk.

Follow us:

Zoeken